Hartfalen: herwin je metabole flexibiliteit!

Hartfalen komt veel voor: in 2020 stelde de huisarts deze aandoening vast bij 115.700 mannen en 125.200 vrouwen. Even omgerekend ging het om 13 per 1000 mannen en 14 per duizend vrouwen. (1)

Wat is hartfalen precies?

Bij hartfalen functioneert het hart minder goed en kan het minder goed bloed rondpompen.  Hierdoor krijgen organen en spieren niet voldoende zuurstof en voedingsstoffen. Bovendien raken bloedvaten te vol en lekt er bloed uit, bijvoorbeeld in de benen, de buik en de longen. (2) 

Hoe kun je hartfalen krijgen?

Volgens de Hartstichting kun je hartfalen krijgen door schade aan je hart, zoals bij een hartinfarct of te lang een hoge bloeddruk. Daarnaast kunnen andere (hart)ziekten tot hartfalen leiden, zoals hartritmestoornissen of een myocarditis (ontsteking aan het hart). (2) Uiteraard kunnen leefstijlfactoren invloed op de hartgezondheid hebben, ondermeer via de werking van het schildklierhormoon. Hoe zit die relatie? Om dit uit te leggen gaan we dieper in op de stofwisseling van de hartspier, het probleem van insulineresistentie en laaggradige ontsteking en de rol die het schildklierhormoon hierin speelt. 

De flexibele hartspier

Het hart is een spier die 24 uur per dag samentrekt en weer ontspant. Net als elke spier in het lichaam heeft het hart energie (ATP) nodig om samen te trekken. De hartspier kan verschillende energiebronnen gebruiken, zoals melkzuur, vetzuren, ketonlichamen en glucose. Het hart is dus metabool flexibel hierin. Nu is het belangrijk om te weten dat het hart er een kei in is om bij stress glucose als brandstof toe te eigenen en dit anaeroob als energiebron te gebruiken. Anaeroob betekent: zonder zuurstof, buiten de mitochondriën, met enkel glucose als energiebron. Deze manier van verbranden gaat snel en dat is bij stress natuurlijk belangrijk. Is de stress voorbij? Dan kan het hart weer switchen naar de ‘langzamere’ mitochondriale (aerobe) stofwisseling. Het is dus handig dat het hart flexibel is en gebruik kan maken van de snelle en langzame stofwisseling.

Voorwaarde switchen energiebronnen

Nu is er een voorwaarde om goed te kunnen switchen tussen die verschillende energiebronnen: het hart moet hiervoor gevoelig zijn voor insuline. Het hormoon wat er kort gezegd voor zorgt dat glucose opgenomen kan worden in de spiercellen van het hart. Door leefstijlfactoren zoals een grote koolhydraatconsumptie (veel suikers), hoge maaltijdfrequentie en weinig lichaamsbeweging, wordt het hart snel insulineresistent (minder gevoelig voor insuline. Omdat er dan te vaak te veel insuline wordt geproduceerd. Zoveel insuline leidt ertoe dat de hoeveelheid glucosetransporters (de poortjes waar glucose doorheen moet om de cel in te komen) afnemen. Want het hart kan niet al die glucose steeds opnemen en sluit een aantal poortjes. En die glucosetransporters zijn juist zo belangrijk voor die gewenste metabole flexibiliteit. Het leidt ertoe dat het hart minder goed de langzamere mitochondriale stofwisseling kan gebruiken. Het hart heeft nu last van insulineresistentie én krijgt te kampen met een energietekort (in de hartspier). 

De schildklierstrategie om energie te sparen

Wat is nu de rol van de schildklier? De schildklier maakt de hormonen T3 en T4. T3 is de actieve vorm van het schildklierhormoon en kan bovendien uit T4 gevormd worden. Het schildklierhormoon wordt ook weleens het ‘toestemmingshormoon’ genoemd: het zorgt bijvoorbeeld ervoor dat we groeien, dat onze lichaamstemperatuur op orde is en dat we mitochondriaal kunnen stofwisselen en zo energie tot onze beschikking hebben. Om van T4 T3 te kunnen maken, heb je het mineraal selenium nodig.

Reversed T3

Indien noodzakelijk is ons lichaam heel ingenieus en maakt het van het inactieve T4 > reversed T3 (rT3). Dit hormoon lijkt op T3, gaat op dezelfde plekken zitten, maar blokkeert de werking juist! De energie die normaal gebruikt wordt voor groei en lichaamstemperatuur blijft nu als het ware over. En kan gebruikt worden om een ziekte of ander probleem op te lossen. Dit is gedurende onze evolutie nuttig geweest om te herstellen en te overleven bij acute (kortdurende) problemen. Tegenwoordig zetten we deze ‘schildklierstrategie’ echter vaak in bij moderne, chronische aandoeningen. Zoals laaggradige ontstekingen en voedingsstoftekorten (door bewerkte voeding van slechte kwaliteit). Dan is het niet meer tijdelijk van aard om een probleem op te lossen en ontstaan er hierdoor zelfs nieuwe klachten. (3) (4)

Wat is nu de rol van het schildklierhormoon voor hartgezondheid?

Het schildklierhormoon heeft invloed op de contractiecapaciteit van het hart, de hartfrequentie, de diastolische functie en de systemische vaatweerstand. (4) Bij moderne aandoeningen, zoals laaggradige ontstekingen, blijkt dat een NTIS (Non-Thyroid Illness Syndrom) een grote rol speelt. (5) NTIS houdt kortgezegd in dat de schildklier nog goed werkt, maar dat het lichaam T3 omzet in het al genoemde rT3. Het evolutionaire voordeel was dat de stofwisseling op een lager pitje komt te staan. Op een soort ‘overwinteringsstand’ – zoals gezegd: dat was heel nuttig. Maar met de chronische moderne aandoeningen, zoals laaggradige ontstekingen, werkt dat op lange termijn juist averechts. Het hart krijgt steeds minder energie en gaat slechter functioneren. Ook bij permanent atriumfibrilleren is er vaak sprake van een verhoogd rT3. (6)

Vaak wordt een NTIS niet direct ontdekt, omdat de TSH en T4 (schildklierwaarden die de huisarts meet) meestal nog goed zijn, terwijl T3 wel verlaagd is en rT3 verhoogd. Die laatste twee waarden worden echter niet gemeten in de huisartsenpraktijk, wanneer de TSH goed is (7).

Wat kun je zelf doen tegen hartfalen?

Zoals je hebt gelezen, is het belangrijk dat het hart metabool flexibel en insuline gevoelig is. Voorkom dan ook een laaggradige ontsteking en de omzetting van het schildklierhormoon in rT3. Dit kun je onder andere doen:

  • De maaltijdfrequentie verlagen tot 2-3x per dag.
  • De koolhydraatconsumptie beperken. 
  • Volwaardige, onbewerkte voeding eten.
  • De juiste voedingsstoffen voor het schildklierhormoon te eten, te weten tyrosine, jodium en selenium. Deze stoffen zitten met name in vis, schaal- en schelpdieren en algen. 

Over de auteur van “het metabool syndroom en de invloed van je maaltijdfrequentie”

Marinka Maas is fysiotherapeut, orthomoleculair natuurgeneeskundig therapeut en kPNI-therapeut. In haar praktijk richt ze zich met de combinatie van deze vakgebieden op mensen met chronische gewrichtsklachten en dames met lipoedeem. Door middel van interventies op het gebied van voeding, suppletie, ademhaling, stressreductie, bioritme, beweging en fysiotherapeutische behandeling pakt zij problemen van alle kanten aan. Haar praktijk (DAY-1) is gevestigd in Mijdrecht.

Auteur metabool syndroom en maaltijdfrequentie

Geciteerde werken

1. Hartfalen > cijfers & context > Huidige situatie. Volksgezondheid en Zorg. [Online] 2020. https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/hartfalen/cijfers-context/huidige-situatie.

2. Hartstichting. [Online] https://www.hartstichting.nl/hart-en-vaatziekten/hartfalen-gids/oorzaken-hartfalen?tab=1.

3. Foundation, Natura. Ebook – de schildklier binnen de orthomoleculaire praktijk. Numansdorp : Natura Foundation, 2018.

4. De schildklier binnen de orthomoleculaire praktijk . Natura Foundation. [Online] 2018. https://www.naturafoundation.nl/kenniscentrum/artikelen/17861/de-schildklier-binnen-de-orthomoleculaire-praktijk.

5. The role of thyroid hormone in the pathophysiology of heart failure: clinical evidence. Galli, E. 2008.

6. Permanent atrial fibrillation in heart failure patients as another condition with increased reverse triiodothyronine concentration. Jacowczuk. 2016.

7. Lieshout, J. van. NHG Richtlijnen. Schildklieraandoeningen. [Online] 2013. https://richtlijnen.nhg.org/standaarden/schildklieraandoeningen.

Reacties

  • Er zijn nog geen reacties.
  • Voeg een reactie toe